ZED sprak met Willem Wallyn over 'All of Us'
Na jarenlang zijn sporen te verdienen als scenarist voor onder meer ‘De 16’ en ‘Professor T’ regisseerde Willem Wallyn nu zelf All of Us. Barbara Sarafian voert een absolute sterrencast aan als de onervaren therapeute Els, die een zelfhulpgroep terminale patiënten begeleidt. Een even aangrijpend als herkenbaar en warm verhaal, waarvoor Wallyn diep durfde gaan.
Hoe kwam u op het concrete idee voor deze film?
Ik ben begonnen als een soort oefening dialogen voor een praatgroep te schrijven. Zo train ik mezelf vaak als scenarist. Gaandeweg begon ik over dit idee echter grondiger na te denken. Wat eerst een scène-oefening was, is zo uitgelopen tot de film en mijn bedenkingen over waar ik sta in het leven en hoe ik kijk naar de dood. Dat is altijd een combinatie van ironie en verdriet over wat voorbij is.
Hoe vertaalde u dat dan naar het scherm?
Ik heb in dit geval melodrama met humor gecombineerd. Dat is levensgevaarlijk. Maar wanneer ik mijn eigen werk verfilm, kan ik niet anders dan te schrijven met het risico om mijn nek te breken. Het is tegelijk een tearjerker en een film waarmee je kan lachen. Ik heb het dan ook zelf verfilmt omdat een andere regisseur ofwel voor de humor ofwel het melodrama zou kiezen. Ik wou echter permanent op die twee benen dansen omdat dat mijn eigen leven ook het meest reflecteert.
Ik schrijf hoofdzakelijk voor anderen en doe dat met veel plezier. Maar soms schrijf ik iets wat ik niet kan afgeven of waarvan ik denk dat ik best geplaatst ben als regisseur. Dat is geen pretentie maar overtuiging. Het zijn de meest persoonlijke vragen, die het dichtst bij mezelf liggen en ik niet wil afgeven, maar waarvan ik toch het de moeite vind dat ze gemaakt worden. All of Us hoort in dat rijtje thuis.
Wat wilde u met de film bereiken?
Iedereen vecht met zijn eigen sterfelijkheid en die van zijn omgeving, maar op een bepaald moment moet je er op een andere manier mee leren omgaan. Niet dat je het omarmt, maar dat je het wel kan plaatsen. De ondertitel van de film is niet voor niets “When we go we stay.” Wanneer je sterft, zit je nog altijd in de Ikea-kast die je in elkaar hebt gestoken, in een mop die je ooit iemand verteld hebt, een foto op Facebook. Dat is waarom het allemaal oké is. Het is pijnlijk voor degenen die achterblijven wanneer iemand sterft, maar die persoon blijft wel bestaan.
Dat laat ik door al mijn personages vertellen: we prutsen onderweg, maar je blijft wel ergens hangen. Zo doende laat ik de mensen lachen, huilen, verras ze en geef hier en daar een serieuze schok.
Ziet u dan een parallel tussen therapeut Els en uzelf als regisseur?
Hm, enkel en alleen als prutser (lacht). Ik kan denken dat ik veel over het leven weet en boodschappen geef, maar onderweg pruts ik ook maar wat. Iedereen doet dat op zijn manier. Of je nu schoenmaker bent of minister, elke dag is er wel iets wat je moet meesleuren en waarmee je moet leren leven. En dat is oké, we zijn allemaal wel wat prutsers. Ook wanneer we doodgaan. Dat is een positieve visie, hé.
De film ging in première op Film Fest Gent. Hoe waren de eerste reacties?
Echt impressionant. Daar heb ik gezien dat ik met iets zwaarder bezig was dan ikzelf besefte. Elke dag zag ik na afloop het publiek, waaronder ook kankerpatiënten, en kwamen die dingen binnen. Ik ben niet goed in knuffelen, maar daar heb ik het echt moeten doen. Ik kon niet gewoon babbelen, moest de mensen echt vastpakken. Het was tegelijk verdriet en een soort dankbaarheid.
Recent kwam er na een vertoning een man zeggen dat hij nog nooit eerder gehuild had bij een film. Die man raakte niet weg bij me. Dat soort heftige reacties krijg ik. Het was de moeite waard zo lang hieraan te werken. Dat zeggen mijn kinderen ook: “deze film is echt belangrijk.”
Ik heb zelf ook gehuild in de montagekamer. Misschien was dat deels omdat de film eindelijk af was (lacht), maar ik had toch het gevoel dat het iets meer was. Op het filmfestival kwamen ook alle Gentse ambtenaren kijken. 2200 man die allemaal mee waren en zich collectief emotioneel lieten gaan. FFG was daarom iets raar voor me, omdat ik geconfronteerd werd met mijn publiek en daarvoor eigenlijk zelf een beetje te emotioneel gehandicapt ben (lacht). Maar ik heb mijn best gedaan en denk dat ik eruit leer. Ik kan er meer en meer mee omgaan.